Eindhoven staat de komende jaren een groot aantal uitdagingen te wachten, op velerlei gebieden. In de bundel 11 x 040 belichten diverse auteurs in elf essays vanuit evenzoveel perspectieven de situatie in Eindhoven en de opgaven waarvoor onze stad zich gesteld ziet. Jan Steyaert en Carla Verheijen bogen zich in hun bijdrage over ‘de participatiestad’.
En opeens was daar ‘burgerparticipatie’. In de media, in rapporten, in dit essay … Balkenende, gemeente, publieke dienstverleners, allemaal lijken ze plots hetzelfde te roepen. “Kom op jongens, méédoen, wij kunnen het niet alleen.” Maar ondertussen is pakweg één op de drie Eindhovenaren op een of andere manier actief als vrijwilliger. En bij de buurtbarbecue zijn we allemaal van de partij en blijken we wel degelijk betrokken bij wat er in de wijk leeft. Dus wat willen ze nou?!
Dr. Carla Verheijen is psychologe en hoofd afdeling Beleidsinformatie en Onderzoek bij de gemeente Eindhoven. Zij schreef het essay ‘De participatiestad; de burger als partner’, samen met prof. dr. Jan Steyaert, lector aan de Fontys Hogeschool Sociale Studies in Eindhoven. Verheijen en Steyaert onderscheiden drie gebieden waarop de burger kan ‘meedoen’:.participatie in de vorm van vrijwilligerswerk, politieke participatie en participatie als bijdrage aan de leefbaarheid van woon- en leefomgeving.
Vrijwilligerswerk, het cement van onze samenleving, is danig aan het afbrokkelen, zo doen de media ons geloven. Ook bij de borrel horen we dat mensen alleen nog maar aan zichzelf denken, geen tijd voor anderen over hebben, alleen betaald de handen uit de mouwen willen steken. Maar hoe rijmt dat met al die Eindhovenaren die actief zijn als vrijwilliger in de sport, op cultureel gebied, in de zorg en op school? Eenderde van alle inwoners tussen 15 en 75 jaar. Verheijen: “Dat percentage zie je ook in andere steden en het blijft vrijwel stabiel. Maar het punt is dat de vraag naar vrijwilligers zoveel groter is geworden. Met name in de zorg, waar vrijwilligers geacht worden steeds meer taken van beroepskrachten over te nemen. Die vraag wordt in onze vergrijzende samenleving alleen nog maar groter; zonder vrijwilligers wordt onze zorg onbetaalbaar. Het aantal mensen dat als vrijwilliger participeert neemt niet af, maar er ontstaat desalniettemin wel een tekort.”
Steyaert noemt een andere reden waarom participatie momenteel zo ‘hot’ is. De afnemende betrokkenheid op het politieke vlak. We maken de weg naar de stembus niet meer. “Onder meer daarom roepen Balkenende en andere politici zo hard om participatie. Zij regeren natuurlijk liever op basis van een mandaat van tachtig dan veertig procent van de bevolking. Hoe meer kiezers, hoe meer de beslissingen van de politiek worden gelegitimeerd.” “In Eindhoven is de huidige raad gekozen door minder dan de helft van de stemgerechtigden,” vult Verheijen aan. “Dat maakt het draagvlak voor het gemeentebeleid wel heel erg klein, terwijl juist de gemeente steeds meer belangrijke taken en bevoegdheden krijgt. Het gaat op gemeentelijk niveau al lang niet meer alleen om die losliggende stoeptegel en de hondenpoep. Denk maar aan de WMO. De gemeente neemt beslissingen die de burger heel direct raken, maar aan de opkomstcijfers te zien lijkt het alsof die burger dat nog niet weet.”
Zijn we dan niet geïnteresseerd in het gemeentepolitieke gebeuren? Maar we sturen wel zonder problemen mailtjes naar de wethouder. We chatten net zo makkelijk met de raadsleden. In de wijk stappen we zonder enige schroom op bestuurders af om onze mening te ventileren. Verheijen: “Jawel, maar vooral als het om zaken uit onze directe omgeving gaat. Om die losliggende stoeptegel in onze eigen straat. Om de buurman die zijn auto op het trottoir parkeert. We willen best participeren, maar dan in processen die heel dicht bij huis plaatsvinden. Kleine, persoonlijke bijdragen aan verbetering van ons leefklimaat.” Mensen laten zich wel degelijk horen als er iets is wat hun straat of buurt aangaat. En ze zijn van de partij als er iets leuks wordt georganiseerd voor henzelf of hun kinderen. Alleen is hun scope kleiner geworden. De grenzen van het terrein dat hen triggert om in actie te komen, liggen dichter bij de eigen voordeur.
Dit alles geconstateerd hebbende, zul je mensen anders moeten benaderen om hen uit te nodigen hun betrokkenheid te laten zien en te participeren. Steyaert noemt wat voorbeelden. De wijktafels in Rotterdam, waaraan ambtenaren, wethouders en bewoners bij een kop koffie de situatie in de straat en buurt bespreken. De wijkschouw, waarbij bestuurders door de wijk wandelen, met eigen ogen zien wat er op straatniveau speelt en direct door bewoners kunnen worden aangesproken. “En in Engeland zijn er corporaties die huurders voor goed gedrag belonen. Een cadeaubon voor de bewoner die zijn eenzame buurman regelmatig gezelschap houdt. Snellere klachtenafhandeling voor degenen die geen overlast veroorzaken en hun huur altijd op tijd betalen. Ik zeg niet dat het zo moet, maar er is wel een nieuwe, creatieve aanpak nodig om de burger te wijzen op zijn nieuwe rol: die van co-producent. Gemeente en corporatie zijn niet langer winkels waar de burger binnenloopt met de mededeling ‘hé, los mijn probleem eens op’. In de huidige maatschappij kunnen gemeente en corporatie zaken als veiligheid en leefbaarheid uitsluitend garanderen, als de burger participeert en zich ook als goed burger gedraagt. Als partner!”
<streamer>
“De burger heeft een nieuwe rol: die van co-producent. Alleen als hij echt participeert, kunnen veiligheid en leefbaarheid worden gegarandeerd.”